Terug naar Afrika (deel 1)
Op donderdag 21 juni vond mijn 19-jarige zoon Chadim zijn vader Moussa dood in bed, in zijn huis in Amsterdam Bos en Lommer, om half zeven 's avonds. Moussa was in zijn slaap overleden, waarschijnlijk een hartstilstand. Vanaf dat moment zaten we in een onwerkelijke werkelijkheid waarin alles week voor wat het belangrijkste was. Zes dagen later vertrokken Chadim, mijn man Egbert Jan en ik naar Senegal in hetzelfde vliegtuig als de kist. Moussa werd begraven in Touba, de heilige stad in het binnenland van Senegal. De twee grote profeten van de baye fall (Moussa's religie - de baye fall vormen een soort rasta-achtige soefi groepering met diepe Afrikaanse roots. Ik heb 20 jaar geleden met de baye fall geleefd en gewerkt en voor mijn studie culturele antropologie schreef ik mijn afstudeerscriptie over deze religieuze groepering) leefden in Touba en de marabouts (geestelijke leraren) wonen er ook. Al had Moussa niet de kans om een laatste wens uit te spreken, het zou zijn laatste wens zijn geweest om in Touba begraven te worden. De Senegalezen wisten dat, en er kwam een inzamelingsactie op gang om het lichaam van Moussa te repatriëren. Binnen een paar dagen was het benodigde - toch wel aanzienlijke - bedrag verzameld. Eergisteren zijn Egbert Jan en ik weer in Nederland aangekomen na een intense reis. Nu probeer ik mijn ervaringen stukje bij beetje op te schrijven. Deel I:
Het is net alsof ik helemaal uit elkaar ben gehaald, alle losse deeltjes zijn schoongespoeld en schoongeblazen en weer in elkaar ben gezet. Er is zo veel gebeurd en ik ben met zo’n nieuw, maar ook oud vergeten deel van mezelf in aanraking gekomen dat het moeilijk te bevatten is.
Nog nooit heb ik de dood van zo dichtbij meegemaakt. De dood in al zijn volheid en ja – gek maar waar – ook rijkdom. De dood vertelt een verhaal. Het verhaal van iemands leven, van wie hij ten diepste was en wat hij op aarde kwam brengen. En dat verhaal leeft nu in mij. Het is moeilijk uit te leggen.
Vreugde en verdriet liggen heel dicht bij elkaar. Ik rouw om wat er is verloren, om zijn vertrek. En ik voel vreugde en dankbaarheid om wat zijn vertrek mij openbaart, om wat hij me nu onverbloemd laat zien: wie hij was en altijd zal zijn. Moussa was in Senegal een zeer gerespecteerd man. Niet alleen omdat hij de oudste zoon was, de grote broer van 25 broers en zussen en omdat hij een van de eerste baye fall van het eiland was, maar ook en vooral om wie hij was.
In de Senegalese cultuur heerst een groot moreel bewustzijn. Juist handelen met een oprechte intentie heeft veel waarde. Moussa’s hart was zuiver. Hij was diep spiritueel, vriendelijk en vrijgevig. Op de een of andere manier wist iedereen hoe en wie hij was, en werd hij daarom gerespecteerd. Dat hij hier in Nederland niet kon aarden en uiteindelijk ook geen werk meer kon vinden, bepaalde niet wie hij was. Status of carrière doen er uiteindelijk niet toe. Waarden als waardigheid, bescheidenheid en oprechtheid overrulen alles. Wat een zegen om zo gekend en gezien te worden. Om deel uit te maken van een cultuur waarin goedheid een algemeen geaccepteerde waarde is. Zoals de baye fall het zeggen: ‘Het enige wat je meeneemt na de dood zijn je daden.'
In de afgelopen week maakten we veel rituelen mee, waaruit het respect en de liefde voor Moussa spraken. In een volgend stukje wil ik daarover schrijven. Even indringend waren de niet officiële rituelen, de begroetingen en gesprekken op straat. Steeds zeiden mensen hoe erg ze het vonden, ze zeiden: ‘Du courage Chadim’ (heb moed). ‘Zo is het leven.’ ‘Je bent hier thuis Chadim. Je bent een van ons.’ ‘Nu Moussa er niet meer is, ben jij onze binding met Moussa, je bent hier altijd welkom.’ ‘Je moet bidden voor je vader.’ Als ik moest huilen zeiden ze 'masa', een woordje om de pijn te verzachten, wat ze ook tegen een kind zeggen als het zich heeft bezeerd. En ik hoorde ze tegen elkaar zeggen dat Moussa een ‘ku bakh’ was, een goede man. En dat Chadim op zijn vader lijkt en precies zoals zijn vader is. Ook baden ze voor Moussa. En ze bedankten mij dat ik mij had ingezet om Moussa hier te brengen en zelf ook met mijn man was gekomen om Chadim bij te staan. Dat was heel belangrijk voor ze. Dan baden ze voor mij en wensten me al het goede toe.
Zo werden wij gedragen in de rouw. Of liever gezegd, we droegen elkaar. En steeds was en ben ik doordrongen van de warmte en zuiverheid van Moussa en het besef dat hij in vrede is. Niet als een gedachte, maar als een levende ervaring. Het is moeilijk te beschrijven, omdat het zo vluchtig is. Vluchtig en tegelijk alles doordringend.
Het zorgt ervoor dat ik stilsta bij mijn eigen leven en wat er werkelijk toe doet. Als je alles uiteindelijk kwijtraakt, bent overgeleverd aan degenen die je lichaam vinden en niets van fysieke waarde met je mee kunt nemen, dan is er dus iets anders wat belangrijk is. En dat andere is vrede. Moussa brengt dit geruststellende besef. En met dat besef brengt hij de vrede. De vrede omvat en omhult het verdriet en berouw in mijn hart. Verdriet om hoe zijn leven verliep, om hoe hij leefde in een systeem waarin hij niet thuis kon komen, verdriet om mijn zoon die plotseling zijn vader verloor en daar op een onvoorstelbaar schokkende manier mee werd geconfronteerd, verdriet en berouw om de onmogelijke liefde en de schrijnende scheiding, verdriet om dat wat Chadim en ik hem zo toewensten niet is gelukt, namelijk dat hij op zijn oude dag nog lekker in Senegal zou leven, om dat hij er gewoon ineens niet meer is. Het verdriet en het berouw hakken alles in stukjes en - ik ervaar het als een zegen en een wonder - de vrede spoelt het schoon en maakt het heel. Genade en vergeving dragen me en brengen me terug naar wat werkelijk van waarde is. Oh lieve Moussa, dankjewel voor de vrede die je bent en brengt. Dat je mag rusten in deze laatste waarheid van wie je bent, vrede.