De hardheid in mijn hart (terug naar Afrika, deel 4)
Kort geleden besloot ik om te schrijven en te blijven schrijven, no matter what. Ik had weken aan deze website gewerkt, om hem zodanig in te richten dat ik gemakkelijk nieuwe blogs kon posten en mijn artikelen voor tijdschriften kon delen, maar ik stelde het schrijven steeds uit. 's Nachts lag ik wakker. Ik bedacht me dat ik niet langer moest wachten, maar moest gaan schrijven. Anders zou ik blijven lijden. Het is zo frustrerend om de stroom tegen te houden en geen uiting te geven aan wat er in me leeft. Uit angst om de plank mis te slaan, om mensen te kwetsen, om afgewezen te worden, om voor schut te staan door mezelf helemaal te laten zien terwijl vervolgens niemand kijkt. Ik dacht: 'Fuck it. Ik heb niets te verliezen, behalve mijn eigen geluk als ik me door mijn angsten laat bepalen.' Ik ging naar beneden met mijn laptop en daar zat de kat buiten op de tuintafel voor het raam me recht aan te kijken. Ik schreef mijn eerste nieuwe blog, over mijn moeder, alzheimer en (zelf)afwijzing. Er was geen weg meer terug: ik beloofde mezelf dat ik zou blijven schrijven.
Toen overleed Moussa twee weken later heel plotseling. Mijn wereld tolde. Het verleden kwam in volle kracht boven. Het boek Afrika dat gesloten leek, was onverwacht opnieuw geopend en nam de dagelijkse werkelijkheid over. Een nicht van Moussa kwam met de trein uit Parijs en logeerde bij ons. Ineens liep er een Afrikaanse dame in een zwart gewaad met wiegende heupen en een walm van Senegalese wierook door ons huis, die zich vijf keer per dag terugtrok om te bidden. Moussa's jeugdvriend (die nu in Rotterdam woont) kwam ook langs en zo zaten we in onze woonkamer Wolof en Frans te praten en leerde Egbert Jan een hele andere kant van mij kennen.
Ik leerde ook mezelf opnieuw kennen. Door Moussa's dood keerde ik abrupt terug in de tijd. Dat gebeurde al toen ik direct na zijn overlijden zijn huis inkwam en daar allemaal spullen van vroeger zag, dingen die nog uit mijn studententijd stamden: al mijn reggae cassettebandjes, de leren rugzak die ik als boekentas gebruikte, een kussen op de bank. Op een kastje lag zelfs nog de ring met lapis lazuli steen die ik aan Moussa had gegeven toen hij in 1998 net in Nederland was aangekomen. Het deed allemaal zo veel pijn dat het voelde alsof ik uit elkaar werd gescheurd. Natuurlijk was er de pijn omdat mijn zoon zijn vader had verloren. Maar er was ook een andere pijn, namelijk het verdriet over hoe zijn leven was verlopen en mijn schuld daarin. Ik rouwde niet alleen om zijn dood maar ook om zijn eenzaamheid. Om dat hij na mij nooit meer een lange relatie had gehad. Dat hij in Nederland niet thuis kwam en steeds meer ontworteld raakte.
In de dagen na zijn dood drong tot me door hoe onnatuurlijk bruusk ik het boek Afrika vijftien jaar geleden had gesloten. Door er een streep door te zetten en me ervan af te wenden hoefde ik de verschrikkelijke snijdende pijn niet te voelen. En nu wist het leven het beter: Ik moest het wel aangaan. Ik was de hoofdpersoon in het afhandelen van alle zaken omtrent het overlijden, de spil in het communicatieweb met de Senegalese gemeenschap. Helemaal zichtbaar en kwetsbaar voor het oordeel van anderen. En ik had net het commitment aangegaan om te schrijven, no matter what. Ik kon me niet verstoppen.
Ik voelde de koude en hardheid in mijn hart en was verbaasd dat ik dit al die jaren met me mee had gedragen. De dood bracht me in aanraking met verwaarloosde en vergeten delen van mezelf. Alsof ik in een breiwerk allemaal steken ontdekte die ik onderweg had laten vallen, en nu de kans kreeg om het weefsel te herstellen. En het herstellen gebeurde niet als een actieve daad van lapwerk, maar meer door met mijn aandacht bij de pijn te blijven - door mij toe te wenden in plaats van af te wenden. En Moussa hielp me. Ik ervoer een diepe liefde en vrede. Hij was dichtbij en dompelde me onder in de verzoenende kracht van zijn aanwezigheid. En Afrika hielp me. Ik kwam weer thuis in een wereld die ik had verlaten. En die wereld ontving me in haar warme zachte schoot, vrijwel zonder wrok en wroeging. Wat een zegen.
Nooit geweten dat rouwen zo ver gaat. Rouwen behelst niet alleen het verdriet om het verlies. Het brengt ook het verleden terug en geeft de kans het in het heden te helen. De dood is niet alleen maar kil en grauw. Het is ook warm en licht, omdat het de volle liefde openbaart. Zo lopen de tranen over mijn wangen terwijl ik dit schrijf, en tegelijk voel ik me dankbaar en vervuld. Het leven in al zijn intensiteit - vreugde en verdriet. En ik sta er middenin en schrijf.
Volgende week meer. InchAllah.