Going native (terug naar Afrika, deel 3)
Tijdens mijn afstudeerproject voor culturele antropologie trouwde ik met Moussa voor de marabout (geestelijk leider). Het was 1998, ik was 21 en verbleef voor de tweede keer in Senegal. Een jaar eerder was ik ook al in Senegal geweest, om Afrikaanse dans te leren. Nu ging ik voor mijn afstudeeronderzoek een half jaar naar Senegal - in eerste instantie om onderzoek te doen naar Senegalese dans, maar gedurende mijn verblijf veranderde het onderwerp in 'het dagelijks leven met de baye fall' (de baye fall vormen een soort soefi rasta groepering). Aangezien ik met een baye fall leefde, greep ik mijn kans om in het dagelijks leven participerend observerend onderzoek te doen. Ik ging native - zoals dat in de antropologie heet (going native is helemaal opgaan in de wereld van de onderzochte personen).
Ik was in de jaren ervoor niet een typische student die zich vol in het studentenleven stortte. Af en toe kon ik wel lekker feesten, maar ik was vooral heel serieus over mijn spirituele pad. Ik deed yoga, volgde healing cursussen, at zo veel mogelijk biologisch, deed mee aan sapvastenkuren en was vrij fanatiek op zoek naar bezieling en innerlijke vrijheid. Ik veerde heen en weer tussen me helemaal verbonden voelen met het leven zelf en de ervaring van totale afgescheidenheid. Terugkijkend was ik wanhopig op zoek. Ik wilde het liefst verlicht worden. Aanvankelijk wilde ik zelfs helemaal niet gaan studeren, maar bij een guru in de leer gaan in een ashram in India. Maar toen ik in aanraking kwam met culturele antropologie was ik zo enthousiast dat ik toch direct na mijn eindexamen naar mijn geboortestad Amsterdam ging om te studeren.
Ik trok veel op met een van mijn zussen die ook in Amsterdam woonde. We hielden van reggae, hadden allebei dreadlocks en bezochten vaak Afrikaanse feesten en reggae concerten. Naast yoga ging ik Afrikaanse dans lessen volgen. Afrikaanse dans gaf me een nieuwe ervaring die ik nog niet kende van de Indiase wijsheden en yoga etc: ik kon me toevertrouwen aan het ritme en dan wees het de weg - een andere vorm van meditatie. Het bracht me in mijn lichaam en op de grond.
In Senegal ging er een wereld voor me open. Ik volgde een intensieve danstraining en zag het ritme overal terug. In hoe ze liepen en praatten, in hoe ze op de bus wachtten en een boodschap deden. Kindjes trommelden op lege waterflessen, bij drumbijeenkomsten bleek iedereen te kunnen dansen. Er was een gezamenlijke understanding van wat klopte, van schoonheid, van volgen zonder voorbehoud en je uitdrukken zonder oververhit te raken. Precies de goede balans tussen te veel en te weinig geven: coolness was een gedeelde onuitgesproken waarde - helemaal aanwezig en alert zijn zonder een greintje stress.
Op de terugweg na mijn eerste bezoek aan Senegal moest ik overstappen in Parijs. Ik was weer in shock, maar nu de andere kant op. Overal zag ik mensen die niet in hun lichaam zaten, hoofdjes op stokjes die los van elkaar (de een los van de ander en het hoofd los van het lichaam) een eigen leven leken te leiden. We zijn in het westen aardig de weg kwijt, was mijn conclusie. In Senegal weten ze iets waar we veel van kunnen leren. Je zou wel kunnen zeggen dat dans een geloofsbeleving is. Dat wilde ik onderzoeken. Een moeilijk onderwerp, want erg ongrijpbaar. Daarom was het wel een verstandige stap om de religie van de baye fall te onderzoeken. Het was concreter en het lag op hetzelfde spoor. Immers ook hier ging het om een diep Afrikaanse geloofsbeleving en muziek speelde ook binnen de baye fall beweging een grote rol. Ze hadden hun rituele gezang en hun chins, een eigen soort sabar drums met een eigen ritme.
Ik kende Moussa al van mijn eerste bezoek aan Senegal. Hij was een toegewijde baye fall en woonde in een bunker op de heuvel van het eilandje Gorée bij Dakar. Gorée is een prachtig klein eiland dat op de werelderfgoedlijst van Unesco staat. De Franse koloniale huizen zijn in hun oude staat bewaard, de bougainvilles staan er altijd in bloei, er is geen verkeer (daarvoor is het eiland te klein) en er mag niet gebouwd worden. In de koloniale tijd vochten de Fransen, Nederlanders en Portugezen om Gorée vanwege de goede strategische ligging. De Nederlanders gaven het de naam Gorée, naar het Zeeuwse plaatsje Goede Reede. Gorée is ook een pelgrimsoord voor Afroamericans. Vanuit het slavenhuis op dit eiland werden duizenden Afrikaanse slaven naar Amerika verscheept. Het slavenhuis is nu een museum, dat door grote beroemdheden als Nelson Mandela en Obama is bezocht.
Gorée is een forteiland, met kanonnen en ondergrondse bunkers. Op de heuvel van het eiland, de Castel, bevinden zich onder de grond allemaal bunkerkamers die via gangen ook nog met elkaar zijn verbonden. Je schijnt zelfs vanaf de Castel ondergronds de andere kant van het eiland te kunnen bereiken... De eerste keer dat ik Moussa ontmoette, zaten we met zijn vrienden in zo'n bunkerkamer de hele middag jointjes te roken en thee te drinken. De ruimte was een lange gang, met aan het einde aan weerszijden uitgehouwen banken die op bedstedes lijken. De koelte, het duister, het door en door oude, de diepe gesprekken, het donkere zachte stemgeluid, de prachtige dreads en gekleurde gewaden, de smaak van de extreem sterke groene thee met heel veel suiker, ik werd helemaal ondergedompeld in het mysterie zelf. Ik absorbeerde de relaxte vibes en voelde me alsof ik in een film was beland. Ik genoot ervan om vrijuit over god, bezieling en spiritualiteit te kunnen praten. In al onze verschillendheid, leken we op elkaar. Je bent een yaye fall (vrouwelijke baye fall) zeiden ze die eerste middag al tegen me. Natuurlijk een goede versiertruc, maar ook een oprechte uiting van sympathie (en waar ligt de grens daartussen?).
Moussa was een imponerende rootsman met een tegelijk krachtige en zachte uitstraling. Toen ik hem een jaar later weer ontmoette kregen we al snel een relatie. Al tijdens onze eerste week samen begon hij over trouwen voor de marabout. Ik vond het gestoord, maar ik vond het ook wel weer goed klinken: Of je gaat ervoor of niet, toch? Toevallig ging hij kort daarna op bezoek naar zijn marabout in Touba de heilige plaats in het binnenland van Senegal, vijf uur rijden vanaf Dakar. Ik ging mee. Ik herinner me dat we in the middle of nowhere in de verzengende hitte ergens in de buurt van Touba op een wagen zaten die werd getrokken door een ezel. Hij was me aan het overhalen om met hem te trouwen. En ik vroeg: 'Waarom trouwen voor de marabout, iemand die door zijn afkomst (hij is de kleinzoon van Cheikh Ibrahima Fall, de profeet van de baye fall) toevallig geestelijk leider is, en niet bij iemand die heilig is geworden door zijn eigen levenservaring (terugkijkend was toen al ons verschil in opvatting over spiritualiteit heel duidelijk)? Wat is er bijvoorbeeld mis met deze ezelmenner?' Moussa begreep er niets van en was het er absoluut niet mee eens dat ik de oude, provinciaalse, in lompen geklede man met zijn marabout vergeleek. Uiteindelijk zei ik die avond op het laatste moment ja, en vond er ineens een ritueel plaats, waarbij Moussa en ik elkaar onze hand gaven. Het voelde heel fijn dat mijn leven zo plotseling deze wending kreeg. Ik kon stoppen met zoeken en gewoon zijn - wie ik was en waar ik was. Op een hele mooie plek met een hele mooie man en een zuiver geloof waarmee ik me heel gelukkig voelde.
Wordt vervolgd