Een hert in de stad (terug naar Afrika deel 7)
Een paar weken nadat ik met Moussa was getrouwd voor de marabout (geestelijk leider) bracht mijn moeder mij een bezoek in Senegal. De eerste dag ging ik met haar naar Ngor, een eilandje bij Dakar. Toen we op een terras aan zee zaten te lunchen raapte ik al mijn moed bij elkaar en vertelde haar over mijn huwelijk. Ze reageerde heel open en vond het vooral heel leuk. Mijn vader (die het nieuws toen ook vernam) was minder amused. Hij waardeerde het niet dat ik zo'n commitment was aangegaan zonder hen op de hoogte te brengen. Terecht natuurlijk, maar ik was 21 en erg op zoek naar vrijheid en zelfstandigheid. Deze keuze gaf me het gevoel dat ik echt mijn eigen pad ging.
Moussa en mijn moeder konden het goed met elkaar vinden. Eigenlijk was iedereen in de familie van het begin af aan dol op Moussa. 'Moussa is een 'gentle man'', zong mijn oom Paul op onze bruiloft in Nederland, een jaar later. Op een gegeven moment vroeg mijn moeder hoe ik onze toekomst dan zag. Ik vertelde dat we bezig waren om een visum voor Nederland te regelen. Erg verbaasd vroeg ze of we van plan waren om samen in Amsterdam te gaan wonen. 'Ja, natuurlijk', was mijn antwoord. Liefde kent geen grenzen... 'Maar Anna, je zet toch ook geen hert in de stad', was haar antwoord.
Zoals zo vaak (altijd?) had mijn moeder het goed gezien. Europa was niets voor Moussa. Op Gorée was zijn thuis. Daar had hij een natuurlijke functie. Hij werd gerespecteerd om wie hij was, en had als vanzelfsprekend de rol van leider. Hij was de leadzanger en jawrin (groepsleider) van de baye fall op het eiland. Hij was geliefd bij kinderen en oude mensen. Als we de heuvel af gingen om in het dorpje een boodschap te doen, kwamen de kinderen naar hem toe rennen al 'Moussa' roepend. Soms gaf hij dan snoepjes of een muntje. En als ze iets stouts uithaalden (bijvoorbeeld tijdens de schemering over straat lopen, want dat is gevaarlijk, dan zijn er djinns- kwade geesten) gaf hij ze midden op straat een vermaning. Ik moest altijd veel geduld hebben als ik met Moussa op stap was, want de ene begroeting volgde op de andere en die begroetingen duurden lang. 'Hoe doe je het?' (oftewel: Hoe gaat het?) 'Ik ben hier.' (Oftewel: Het gaat goed). 'Hopelijk ben je in vrede?' 'Alleen maar vrede'. 'Alhamdoulilah' 'Alhamdoulilah' 'Barakala' etc. En dan nog het herhalen van de achternaam van de ander: 'M'Bodji' 'Mbaye' 'M'Bodji' 'Mbaye' ging het dan heen en weer.
In Nederland vond hij helaas geen vorm waarin de kracht van wie hij was tot uitdrukking kon komen. Hij leerde Nederlands en werkte een tijd als beveiliger en als stadswacht, functies die vanwege zijn sociaal bewustzijn wel bij hem pasten, maar die hem ook tekort deden. Moussa was meer dan een ordebewaarder, hij was ook en vooral een spirituele man die door zijn wijsheid een zeker natuurlijk gezag had.
Terugkijkend ging het al heel snel mis. Ik hield van hem. Ik koos onvoorwaardelijk voor hem. Maar.. en... ik was in onze relatie ook heel alleen.... Er waren te veel verschillen die ik niet alleen kon overbruggen door heel veel van hem te houden. Op zielsniveau kenden en herkenden we elkaar helemaal, maar in de dagelijkse realiteit konden we elkaar vaak niet vinden. In die tijd schreef ik veel. Op een gegeven moment drong tot me door dat hij nooit mijn gedichten zou kunnen lezen en dit zo belangrijke deel van mij nooit helemaal zou kennen en begrijpen. In Amsterdam werden de cultuurverschillen ook sterker. Toen we een zoontje kregen, bleek hij er vrij traditionele ideeën over opvoeding en man-vrouw verhoudingen op na te houden. Ook kreeg ik steeds meer moeite met de onomstotelijke waarheden in zijn geloof. Bepaalde dingen waren gewoon zo, bijvoorbeeld dat je hier op aarde met je goede daden punten verzamelt voor straks in het paradijs. Ik zat heel anders in elkaar. Religieuze wijsheden herinnerden mij aan de diepste waarheid in mezelf. Als regels of richtlijnen niet resoneerden met die innerlijke waarheid, dan kon ik er ook niet in geloven. Zo had ik bijvoorbeeld veel moeite met de gewoonte om geld te geven aan de marabouts.
Op een gegeven moment begon het inzicht te dagen dat ik de eenzaamheid die met al deze verschillen samenging op langere termijn niet zou kunnen uithouden. Toen ik die gedachte eenmaal durfde af te denken was er eigenlijk geen weg meer terug. Er zou een moment komen dat ik hem zou verlaten en langer wachten zou het alleen maar moeilijker maken.
Zo waren we vlak na Chadim's vierde verjaardag officieel gescheiden. Het doet pijn om het op te schrijven. De teleurstelling, het verdriet en het schuldgevoel van die periode was zo heftig, een droom die in stukjes uit elkaar barstte. Voor hem was het onbegrijpelijk. Hij had me toch nooit iets aangedaan? Hij ging niet vreemd, sloeg me niet, loog niet, hij was een goede man. En toch wilde ik stoppen. Zo woonde hij op zijn veertigste ineens in een kamertje in Amsterdam, waar hij om de week in het weekend zijn zoontje ontving.
Daarna ging ik mijn jeugd inhalen. Ik was 26 en zo klaar met alle normen waar ik me aan diende te houden. Ik wilde gewoon mijn vrijheid terug. Ineens was ik een yaye fall (vrouwelijke baye fall) en moeder geworden - van studente naar getrouwde devote vrouw. Nu pakte ik de draad op waar ik hem vijf jaar eerder had laten liggen. Voor Moussa was dit niet te vatten. Hij voelde zich verraden. En hij had gelijk. Ik was te jong, te egoïstisch. Maar ook: ik kon niet anders. Het is zo'n verdrietig verhaal... Maar ik weet ook dat het nergens op slaat om een schuldgevoel met me mee te dragen. Ik was jong en idealistisch en uiteindelijk ook egoïstisch, maar ik wilde hem geen kwaad doen. Ik heb geen hert naar de stad gebracht. Het hert is zelf gegaan. En ikzelf was ook een hert in de stad, zo heb ik me eigenlijk altijd gevoeld: niet thuis in het systeem, op zoek naar vrijheid binnen onvrije vormen. Voor ons gevoelige zielen is het leven in Babylon system (zo noemen rasta's het kapitalistische systeem) hard. De enige manier om er je weg in te vinden is door er je eigen authentieke antwoord op te geven. Zelfexpressie bevrijdt. 'Ever forwards, never backwards', zoals de rasta's zeggen. Dus blijf ik schrijven.