Valse nicht (terug naar Afrika, deel 10)
Op een gegeven moment stond ik zo strak van de adrenaline dat ik steeds begon te huilen en trillen. Het was de maandag na het overlijden. Drie dagen lang was ik non-stop bezig geweest om de repatriëring te regelen, om de contacten met de familie etc. te onderhouden en om - zoals altijd - moeder van het gezin te zijn. Het was net de week dat alle kinderen er waren (om de week zijn Egbert Jan’s kinderen bij ons), dus met al onze zeven kinderen was het volle bak. Op vrijdag, de dag nadat Chadim zijn vader vond, was mijn (stief)dochter Selma jarig en was het Sint Jansfeest (een belangrijk jaarfeest op de vrije school waarbij alle gezinnen samen gaan picknicken), en op de dag erna werd mijn dochter Jana acht jaar. Mijn zus Liesbeth was die vrijdag een rots in de branding. Op onze bakfiets ging ze naar het Sint Jansfeest van een school waar ze niemand kende. Zo konden de kinderen toch nog over het vuur springen. De verjaardagen gingen door alle drukte bijna geheel langs mij heen. Heel zielig voor de meiden. Ik had geen tijd gehad om taarten te bakken. Op de valreep hadden we op zaterdagavond nog een ijstaart met kaarsjes geregeld omdat de gewone taarten op waren. Maar Jana was daarna erg verdrietig en moest huilen omdat ze zich haar verjaardag zo anders had voorgesteld.
Zondag was de herdenkingsbijeenkomst met vrienden en familie van Moussa. En maandag zouden een aantal mensen afscheid nemen van Moussa in het uitvaartcentrum. Er gebeurde veel tegelijkertijd: Gewoon sociaal contact, mensen opbellen om het nare nieuws te vertellen, mijn eigen verdriet, spanning of het wel zou lukken om voldoende geld in te zamelen en of de repatriëring wel op tijd rond zou komen, opvang voor de kinderen regelen als we zouden vertrekken (maar wanneer we zouden vertrekken was niet duidelijk), zakelijke dingen regelen voor Chadim die officieel eindverantwoordelijke was, confrontatie met mijn verleden, passende kleren kopen voor de begrafenis, me opnieuw verbinden met Senegal (ik sprak mensen die ik voor het laatst had gezien toen ze nog een kind waren), mijn oudste zoon die in de rouw was. En toen kwam er ook nog een raar appje uit Senegal binnen. Er stond zoiets in als: ‘We komen er wel achter hoor. Je gemene spelletjes zijn klaar.’
Iemand had het verhaal over mij verspreid dat ik niet wilde dat Moussa in Senegal werd begraven. Er werden ineens achterdochtige vragen gesteld over hoe hij eigenlijk was gestorven. Een familielid vroeg me om een verklaring van de politie. Een bevriende Senegalees legde uit dat ze in Senegal bang waren dat er organen uit het lichaam zouden worden gehaald om ze te verkopen. Wat een horror! De begrafenisonderneming had afgeraden om het lichaam nog te bekijken, al werd die wens wel geuit vanuit de Senegalese gemeenschap. Ze zeiden dat het lichaam al aan het vergaan was, omdat het al een dag in bed had gelegen voordat hij werd gevonden. ‘Le corps est en train de decomposer’, legde ik uit. Naar om te vertellen, maar nog naarder dat er aan mijn woorden werd getwijfeld.
Na veel druk vanuit de Senegalezen en veel heen en weer gebel, stemde de begrafenisonderneming er toch mee in dat mensen afscheid van Moussa namen. Het zien van het lichaam was voor mij een heel emotioneel moment, ook al was ik er niet bij. Ik ging niet mee, ik wilde me het aangezicht van Moussa zoals hij in zijn bed lag met zijn lange dreadlocks als een kroon om zijn hoofd als laatste beeld herinneren. Maar Egbert Jan ging wel. Hij fungeerde ook als chauffeur en moest uiteindelijk heel Amsterdam door crossen om iedereen op tijd bij de uitvaartonderneming af te leveren. Niemand kon het vinden, de klok tikte verder en er was daar maar een half uur de tijd voor bezoek. Ik werd gebeld door mensen die verdwaald waren op het industrieterrein waar de uitvaartonderneming zich bevond en moest Egbert Jan weer bellen om uit te leggen waar ze zaten. Enorm stressvol om zo veel te moeten regelen terwijl het om zo’n aangrijpend moment ging. Ik heb nog nooit zo veel telefoongesprekken gevoerd als in de drie dagen na Moussa’s dood.
Uiteindelijk bleek het lichaam gelukkig nog best toonbaar te zijn. Ik kwam er nu achter dat de onruststoker een vrouwelijk familielid was dat naar Amsterdam was gekomen voor het afscheid. Ze stuurde me een ingeproken bericht met teksten als: ‘Anna, je moet nu stoppen met je manipulatieve spelletjes. Ik weet waar je mee bezig bent. We zijn niet gek.’ En: ‘Je vertelt alleen maar leugens, bijvoorbeeld dat het lichaam aan het ontbinden is.’
Nu liep de emmer over. Toen ik erachter kwam dat een familielid dat ik met open armen had ontvangen achter mijn rug kwaad over mij sprak (of liever gezegd horrorverhalen vertelde), knapte er iets in me. Zo zat ik die maandagmiddag trillend in de auto, onderweg naar de dokter. Egbert Jan belde me geëmotioneerd op: ‘Ik heb hem gezien. En ik heb gezworen dat ik altijd voor zijn zoon zal zorgen.’ Een bericht wat me enorm raakte, maar wat ik in mijn staat bijna niet tot me door kon laten dringen. Met trillende stem zei ik dat ik onderweg was naar de dokter om hulp te vragen. Ik had al vier nachten bijna niet kunnen slapen en zou een slaappil krijgen, een medicijn dat ik nog nooit had gebruikt.
Die nacht sliep ik gelukkig heel diep. En de volgende dag, op dinsdag om vijf uur ‘s middags, had de ambassade eindelijk de handtekening gezet onder het repatriëringsdocument. De dag erna zouden we al vliegen samen met de kist, de tickets waren al geboekt. Het was tot het laatste moment heel spannend of de officiële documenten op tijd klaar zouden zijn.
Nu alle papieren rond waren, was het helemaal duidelijk dat ik er alles aan had gedaan om te helpen. Ik kreeg telefoontjes van mensen die me bedankten en zeiden dat ze wisten hoe het zat: Dat vrouwelijke familielid sprak kwaad over mij om haar eigen naam in Senegal te verbeteren. Maar ik moest me er niets van aantrekken, zij kenden de waarheid. Die dame was gewoon te veel met haar uiterlijk bezig, ‘Americana bling bling’ noemden ze haar spottend. Jij bent een yaye fall (vrouwelijke baye fall, het geloof van Moussa, een soefi stroming met rasta-achtige trekjes), we weten hoe je bent. En we zijn je enorm dankbaar. Dat God je voor je goede daden mag belonen. Etc.’ Een broer en een goede vriend van Moussa kwamen ons uitzwaaien op Schiphol. Ze stelden ons gerust en zeiden dat we in Senegal met open armen zouden worden ontvangen.
De Senegalese dame zat wel in hetzelfde vliegtuig als wij. De hele reis droeg ze een statussymbool, een doorzichtige plastic tas van de tax free shop met dure gesealde parfummetjes. Ook al doen ze in Senegal niet aan zwarte kleding bij begrafenissen, ze was toch helemaal in een zwart gewaad gehuld, met een zwarte hoofddoek om en een grote zwarte zonnebril op. We gaven haar daarom de bijnaam zwarte vlek. Egbert Jan vond dat we haar daarmee wel erg belangrijk maakten, dus prefereerde ‘zwart vlekje’. Als ze weer ergens in onze ooghoek opdoemde dan waarschuwden Chadim, Egbert Jan en ik elkaar en zeiden: ‘Zwart vlekje op drie uur.’ Zo werd deze trieste geschiedenis toch ook wel een beetje grappig.
Om 1 uur ‘s nachts komen we in Dakar aan. Na een tijdje wachten zien we een enorme stoet coole gasten met dreadlocks en mooie boubous (Afrikaanse gewaden) aankomen. Ik herken een paar gezichten en ben blij om de brothers van Moussa te zien (een stuk of vijf van hen zijn ook echte broers). Ze kijken Egbert Jan diep aan, alsof ze hem scannen. Later vertellen ze ons dat ze meteen zagen dat we deugen, dat ons hart zuiver is. Onze tassen worden meegenomen. En Egbert Jan checkt even bij mij of het wel veilig is. Wel gek om zo in het diepst van de nacht al onze spullen voor onze neus weg te laten dragen door een stoet coole types…
Er volgt een lange nacht waarbij we eerst de kist in ontvangst nemen en dan naar de moskee en vervolgens het hotel gaan. Dat is een mooi verhaal dat ik een andere keer graag wil opschrijven. Zwart vlekje zien we daarna bijna niet meer. Het is ook niet meer goed gekomen tussen ons.
Ik heb lang getwijfeld of ik deze kant van het verhaal zou vertellen. Maar het hoort wel bij het hele verhaal. Het was niet alleen maar peace and love in Senegal, er was ook een schaduwzijde, namelijk achterdocht en een onvermogen om dat wat onbegrijpelijk is te accepteren. En dit is nog niet eens het hele verhaal van alles wat er in de dagen na het overlijden is voorgevallen…. Toch was het, precies zoals haar bijnaam, maar een klein vlekje op de lens. De relatie met familie en vrienden van Moussa was juist zo oprecht en intens dat dit vlekje daardoor wel extra opviel.
Soortgelijke pijnlijke situaties heb ik wel vaker meegemaakt: vrouwen die kwaad over mij spreken om hun eigen positie te verbeteren. Maar dit keer won het onrecht niet. In die zin was deze ervaring zelfs helend. Ik hoefde mezelf niet te bewijzen. Dat ik zuivere intenties had bewees zichzelf doordat Moussa terugkeerde. Ook zorgde al dit gedoe ervoor dat het contact met de mensen die ‘cool bleven’ zich verdiepte. Moussa ligt begraven ligt op de plek waar elke baye-fall begraven wil worden, namelijk in Touba. Hier hebben we samen voor gezorgd. Juist door alles wat we in zo’n korte tijd hebben meegemaakt weten we wat we aan elkaar hebben. Chadim is voor altijd welkom bij zijn vrienden en familie op Gorée.