His black life

Het is waar wat ze zeggen, dat de doden in ons voortleven. Er gaat eigenlijk geen dag voorbij dat ik niet even aan hem denk, aan Moussa, de Afrikaanse vader van mijn oudste zoon Chadim die twee jaar geleden onverwacht stierf.

21 juni 2018, zeven uur ‘s avonds: Mijn man EJ kwam boven en zei: ‘Anna er is iets gebeurd. De politie belde net. Moussa is dood. Chadim heeft hem gevonden in bed. Hij is in zijn slaap gestorven.’ Het is zo gek, hoe je op zo’n moment denkt. Alles vertraagt. Het is alsof de werkelijkheid is opgedeeld in op te volgen stapjes en verder niets. Binnen drie kwartier kwam ik bij het huis van Moussa in Amsterdam-West aan, waar een politieagent respectvol met de hand op zijn hart de deur voor me opendeed. Ik was al zes jaar niet meer bij hem op bezoek geweest. Moussa en ik hadden niet zo vaak contact. Hij klonk de laatste jaren zo bitter, boos op ‘het systeem dat altijd tegen hem was’, dat onze spaarzame telefoongesprekken nooit lang duurden.

Chadim was 19 jaar en als enig Nederlands familielid verantwoordelijk voor de gehele afhandeling van zijn vader’s overlijden. Hoe kun je zoiets van een kind verwachten? Ik moest dus de begrafenis regelen van de ex van wie ik al vijftien jaar gescheiden was. Ineens stond ik middenin Moussa’s leven. Chadim en ik belden zijn vrienden en familie en we begonnen dezelfde avond nog met het organiseren van de repatriëring, want we wisten zeker dat hij op de heilige grond van de heilige stad Touba begraven zou willen worden (Moussa was een baye-fall, een soort soefi-rasta-moslim). Een week later zaten Chadim, EJ en ik in Senegal.

Het beeld van Moussa in zijn bed, met zijn lange dreadlocks als een kroon om hem uitgespreid zal ik nooit vergeten. Hij was in vrede gegaan, dat zag ik, voelde ik, wist ik. Alles wat en wie hij was straalde hij uit. Ik zag hem weer zoals ik hem daar in Afrika ontmoette, als een spiritueel leider, kluizenaar, devotee. Blijdschap en verdriet gaan hand in hand: Zo veel kracht, zo veel waardigheid, zo veel schoonheid, en zo’n eenzaam leven op vier hoog met een bijstandsuitkering.

Ik was jong (21) en heel romantisch. Van ziel tot ziel waren we met elkaar verbonden. Maar in daily life in Nederland was de afstand tussen ons onoverbrugbaar. Ik Amsterdamse student, hij Afrikaanse baye-fall met sterke traditionele ideeën over hoe de wereld in elkaar zat, zoals wat De Weg naar God was, de relatie tussen man en vrouw etc.

Chadim onderweg naar Touba, achter de auto met de kist aan

Chadim onderweg naar Touba, achter de auto met de kist aan

Hij heeft nooit begrepen dat ik wilde scheiden, onze zoon was pas drie. En ik heb spijt van de hardheid in mijn hart in die tijd. Ik wilde weer vrij zijn, het leven van vroeger terug hebben en ik kwetste hem door mijn verloren jaren in te gaan halen en te party-en zoals ik dat voor mijn 21e deed.

‘Je gaat toch ook geen hert in de stad zetten’, zei mijn moeder toen ik in 1998 vertelde dat Moussa naar Nederland wilde komen. Ze kreeg gelijk. Moussa heeft hier nooit kunnen landen. Wie hij was, kon hij hier niet zijn. Een rijzige, edele man, in een gekleurd gewaad staat op de rotsen en kijkt over de zee uit, met een hand op zijn oor zingt hij uit volle borst de naam van God: ‘La ilaha illa-lah’, er is geen andere God dan God. Hij is wat hij zingt, één met de zee en de rotsen, één met Mama Africa.

Al toen hij hier aankwam ging het mis. Een grijze, miezerige oktobermiddag. Mijn ouders en ik stonden op Schiphol en wachtten en wachtten. Hij kwam maar niet. Na heel wat geïnformeer bij allerlei balies bleek dat ze hem in Brussel waar hij moest overstappen hadden aangehouden. We reden terug naar huis. Mijn vader deed zijn beste pak aan en we reden door naar Brussel waar mijn vader met de douane ging praten. Het moment dat ik hem voor het eerst in Europa zag, staat voor altijd in mijn geheugen gegrift: Een grote glazen wand met daarachter allemaal gevangenen, mensen uit andere landen zonder papieren. Mijn wereld hier, hun wereld daar. Hij sprong op toen hij ons zag. Hij droeg zijn mooiste Afrikaanse gewaad in felle kleuren, helemaal in baye-fall stijl: een ndiakhass boubou (soort lang gewaad, gemaakt van allemaal gekleurde lapjes) met een brede riem om zijn middel, daaronder een wijde broek in dezelfde kleurrijke stof. Naast zijn koffer had hij ook nog een djembé en doorzichtige plastic tasjes met cadeautjes van familieleden bij zich. ‘Oh Moussa’, dacht ik, ‘hoe heb ik zo stom kunnen zijn. Ik had je moeten waarschuwen om vooral niet te veel op te vallen. Nu hebben ze je eruit gepikt.’

Wie hij was kon hij hier niet zijn.

Moussa werkte jarenlang als toezichthouder tot zijn baan werd wegbezuinigd. Daarna vond hij werk in de beveiliging. Op een gegeven moment sprak ik hem weer eens aan de telefoon. Hij vertelde dat hij thuiszat. Het beveiligingsbedrijf had van hem geëist om zijn dreadlocks af te knippen en dat weigerde hij (terecht: zijn dreads horen bij zijn geloof, ze zijn deel van zijn way of life, en sowieso: waar bemoeien ze zich mee?!). Daarna heeft hij nooit meer een baan gevonden. Terugkijkend heb ik spijt dat ik toen niet voor hem heb gevochten. Terugkijkend realiseer ik me hoe alleen hij er voor stond. Op dat moment was ik vooral druk met mijn gezin met drie kleine kinderen.

Toen ik zijn papieren uitzocht kwam ik een sollicitatiedocument tegen waarop hij zichzelf heel treffend als ‘gids’ omschreef. Hij bedoelde gids voor toeristen op het eiland waar hij woonde, maar hij was ook een ander soort gids. Iemand die vertrouwd is met de andere werkelijkheid, iemand die dichtbij God staat en door zijn way of life anderen de weg wijst.

Zoals hij was, zo hebben wij afscheid van hem genomen. Zijn terugreis naar Senegal was vol met synchroniciteiten, oftewel kleine wonderen.

Middenin de nacht op het vliegveld van Dakar

Middenin de nacht op het vliegveld van Dakar

  • Op het moment dat we in Amsterdam het vliegtuig in gingen (de kist met Moussa zat in hetzelfde vliegtuig) werd er Arabische religieuze muziek gedraaid. Ik had van Moussa geleerd om eerst met mijn rechtervoet een ruimte te betreden, en deed dat bewust toen ik het vliegtuig in stapte. Op datzelfde moment klonk er in het gezang ‘La ilaha illa-lah’, de tekst die de baye-fall altijd als een mantra zingen, het belangrijkste gebed van Moussa.

  • We stapten over naar Dakar in Casablanca. Het vliegtuig vertrok vanaf gate A10. Die afgelopen week had ik vele malen op de A10 gereden onderweg naar Moussa’s huis. En op de terugweg ging ons vliegtuig van Casablanca naar Amsterdam ook weer vanaf A10!

  • In Dakar aangekomen duurde het uren voordat de kist met Moussa terecht was. Met zijn broers en vrienden wachtten we op een verlaten terrein naast het vliegveld. Toen hij eindelijk aankwam bleek waarom het zo lang duurde: Er waren die avond twee overledenen gerepatrieerd, en allebei hadden ze exact dezelfde voor- en achternaam: Moussa M’Bodj! De familie van de andere Moussa M’Bodj stond daar ook te wachten. Toen zeker was dat ze de goede kist hadden, liet de andere familie hun kist met een heftruck in een busje laden. Bij onze Moussa ging het anders. Niks heftruck! Vol ontzag en respect droegen de baye-fall brothers Moussa in de bus.

  • En dan nog het weer toen we aankwamen! Die dag had in Senegal de eerste storm van het jaar gewoed! De storm was zo heftig geweest dat er geen vliegtuigen meer hadden kunnen opstijgen of landen. Ons vliegtuig was een van de eerste dat na de storm weer kon landen. De straten stonden nog blank van de hoosbuien. De maand daarna viel er geen druppel regen meer. Regen is een teken van khewuel, oftewel zegen, voor Senegalesen.

De spirit van Moussa is in ere hersteld. Maar wat een kans hebben ze hier in Nederland gemist. Hij werd verwelkomd als iemand die iets kwam halen, maar hij kwam iets brengen! Zo gaan we dus om met wat ‘vreemd’ is. Zo gaan we dus om met wat weerloos is. Het westerse gevoel van superioriteit is zo sterk dat we zijn vergeten wat werkelijk van waarde is.

Als ik nu aan Moussa denk, is het anders dan vroeger. Het is alsof ik zijn hele zelf zie, alles wat hij was en is en zal zijn. Als ik aan hem denk dan kan ik niet anders dan bidden. Ik bid dat hij in vrede is en ik weet dat hij in vrede is en ik bid mee met zijn eeuwige gebed voor vrede.



>>> In 2018 schreef ik een serie blogs over het afscheid van Moussa: terug naar Afrika <<<

IMG_2017.jpg